Oorsprong van beukenhout

De pseudobeuk, ook wel zuidelijke beuk genoemd, behoort tot het geslacht Nothofagus en is niet – zoals de naam doet vermoeden – afkomstig van de Europese gewone beuk (Fagus sylvatica). In plaats daarvan behoort het tot een aparte plantengroep uit het zuidelijk halfrond en wordt daarom ook wel ‘Antarctische beuk’ of ‘Zuidelijk halfrondbeuk’ genoemd.

Hun natuurlijke leefgebied zijn de gematigde zones van Zuid-Amerika (met name Chili en Argentinië), Tasmanië, Nieuw-Zeeland en zuidoostelijk Australië. Daar vormt het hele bosecosystemen op verschillende hoogtes – van koele, vochtige nevelwouden tot de winderige hooglanden van de Andes. Botanisch gezien behoort de schijnbeuk tot de familie Nothofagaceae, een onafhankelijke familie die miljoenen jaren geleden is afgesplitst van zijn gemeenschappelijke voorouder, de noordelijke beuk.

Fossiele vondsten tonen aan dat vertegenwoordigers van de pseudobeuk ooit wijdverspreid voorkwamen op het oude continent Gondwana. Tegenwoordig worden ze beschouwd als levende overblijfselen van een oeroude plantenwereld die alleen op het zuidelijk halfrond voorkomt. In Centraal-Europa is de Europese beuk een zeldzame, maar steeds meer opgemerkte exoot – vooral in de context van klimaatverandering. Hun vermogen om te overleven in de zomer met droogte en op kale plekken maakt ze interessant voor parken, botanische collecties en steeds vaker voor experimentele bosbouw. De soorten Nothofagus antarctica (Antarctische beuk), Nothofagus alpina (Rauli-beuk) en Nothofagus dombeyi (groenblijvende zuidelijke beuk) worden bijzonder veel gekweekt. Elk van deze soorten heeft zijn eigen kenmerken: soms bladverliezend, soms groenblijvend, soms met tere bladeren, soms met bijzonder opvallende herfstkleuren.

In Centraal-Europa groeit de Japanse beuk meestal als een kleine tot middelgrote boom met een los vertakte kroon. Afhankelijk van de soort kan hij een hoogte van 10 tot 20 meter bereiken. Op het eerste gezicht lijken de bladeren op kleine beukenbladeren: ovaal, meestal getand en afwisselend gerangschikt. In de herfst vertonen bladverliezende soorten vaak een intense geel- tot oranje kleur, terwijl groenblijvende soorten hun glanzende blad zelfs in de winter behouden. Door zijn bijzondere uiterlijk, zijn klimatologische aanpassingsvermogen en zijn botanische oorsprong geldt de Japanse beuk als een waar verzamelobject voor plantenliefhebbers. En in tijden van toenemende hittestress vormt hij een interessant alternatief voor duurzame tuinen en bossen.

Verzorging en locatie van beuken

De Japanse beuk staat het liefst op een frisse, lichtvochtige plek met goed gedraineerde, humusrijke grond. De plant groeit het beste op licht zure tot neutrale substraten. Vermijd zware, sterk verdichte of kalkrijke grond, omdat deze de opname van voedingsstoffen bemoeilijkt en tot groeiproblemen kan leiden. De optimale locatie is halfschaduw tot zonnig, met een gelijkmatige vochtigheidsgraad van de grond. In zijn natuurlijke habitat groeit de Japanse beuk vaak in koele, vochtige berggebieden. Dit klimaat kan goed worden nagebootst in delen van Centraal-Europa (bijvoorbeeld de Alpenvoorlanden, het Zwarte Woud, lage bergketens). De plant houdt niet van hitte en lange periodes van droogte, vooral niet als jonge plant.

Een ontspannen Mulchlaag Een substraat van bladeren, bast, humus of fijne houtsnippers beschermt de gevoelige wortels tegen uitdroging, houdt de grond los en bevordert de activiteit van regenwormen en micro-organismen. Het wortelgebied mag indien mogelijk niet belopen of verdicht worden. Naarmate de Japanse beuk ouder wordt, wordt hij robuuster en beter aanpasbaar. Sommige soorten zijn wind- en vorstbestendig tot -20 °C. Bij jonge planten is het echter aan te raden om de winter af te sluiten met een bescherming van bladeren, jute of vliesdoek om het worteloppervlak en de fijne scheutpunten te beschermen.

Beuken snoeien

De beuk heeft doorgaans geen regelmatige verzorging nodig sectie. Er ontstaat op natuurlijke wijze een evenwichtige, losse kroon. Als vormsnoei noodzakelijk is, bijvoorbeeld om de groei in smalle tuinruimtes te corrigeren of om beschadigde takken te verwijderen, is het aan te raden om de snoei in de late winter of het vroege voorjaar uit te voeren. Het snoeien moet altijd zo voorzichtig mogelijk gebeuren, omdat de bast van de beuk gevoelig is voor ernstige beschadigingen. Gebruik daarom altijd schoon en scherp gereedschap, zodat u gladde, schone snijvlakken krijgt. Let op: Bij groenblijvende soorten zoals Nothofagus dombeyi moet u extra voorzichtig en met mate snoeien, omdat de kroon minder snel herstelt. U kunt dode of zieke scheuten altijd verwijderen, maar het beste kunt u dit buiten warme periodes of vorst doen.

Moet ik Japanse beuken bemesten?

Op voedingsrijke bodems, bevruchting meestal niet nodig. De Japanse beuk stelt weinig eisen en ontwikkelt zich zonder enige extra moeite onder geschikte standplaatsomstandigheden. Op arme, zanderige of sterk verarmde grond kan het echter nuttig zijn om in het voorjaar organische meststof toe te dienen. Geschikt zijn rijpe compost, hoornmeel of goed verteerde dierlijke mest. Deze meststoffen verbeteren de bodemstructuur, activeren het bodemleven en geven voedingsstoffen langzaam en naar behoefte af. Een dunne laag mulch zorgt ervoor dat de voedingsstoffen in de grond behouden blijven en het wortelgebied gelijkmatig vochtig blijft. Minerale meststoffen moeten worden vermeden, omdat ze de natuurlijke balans van de bodem kunnen verstoren en schade aan de wortels kunnen veroorzaken bij gevoelige soorten. Het doel is niet snelle groei, maar een gezonde, stabiele ontwikkeling over vele jaren.

Geef de Japanse beuk voldoende water!

De goede watervoorziening speelt een centrale rol, vooral in de adolescentie. Pas aangeplante beuken hebben regelmatig en veel water nodig, vooral in de eerste drie tot vijf jaar. Gedurende deze fase kunnen langdurige droge periodes leiden tot bladverlies, verminderde groei en zelfs de dood. Geef water in de vroege ochtend of in de avond, wanneer de verdamping het laagst is. Geef niet te veel water, het water moet diep in de grond doordringen om de wortels langdurig te kunnen bereiken.

Bijzonder nuttig hierbij is de Baumbad waterzak. Deze wordt rond de stam geplaatst en gevuld met 75 tot 100 liter water. Het water wordt gedurende meerdere uren langzaam en gelijkmatig aan de bodem afgegeven. Zo wordt niet alleen bereikt dat de wortelzone gericht van voedingsstoffen wordt voorzien, er gaat ook nauwelijks voeding verloren door verdamping. De grond blijft gelijkmatig vochtig, zonder dat er wateroverlast ontstaat. Deze methode is ideaal, vooral voor gevoelige bomen zoals de Japanse beuk, die een constante vochtigheid van de grond nodig heeft. Met de baumbad gietzak bespaart u niet alleen water, maar ook tijd en zorgt u ervoor dat de plant optimaal van vocht wordt voorzien – ook op warme dagen of bij langdurige afwezigheid.

U kunt onze artikelen in veel verschillende categorieën vinden

Artikelen uit onze blog Gießlexikon

Wilt u meer boomkennis?

Dat interesseert je misschien

Stadsbomen van de toekomst

Bomen leveren een belangrijke bijdrage tegen de gevolgen van klimaatverandering. Tegelijkertijd ook lijden ...

Snoei bomen correct. Een gids

Door te snoeien kunt u de gezondheid, groei en vorm van uw boom bevorderen. Maar wat...

Geweldig idee, eenvoudige bediening en alles, van bestelling tot levering.

Michael K.

De Baumbad-irrigatiezak

Haal je premium gieter